Met windenergie op zee voor klimaatneutraliteit

Aanbevelingen voor actie
19. April 2021

Als federale vereniging van exploitanten van offshore windparken zijn de energietransitie en volledige decarbonisatie tegen 2050 erg belangrijk voor ons. Voor de komende legislatuur zijn in onze optiek de volgende projecten van belang:

Terwijl het debat over land en acceptatie op land al in volle gang is, zijn er ook toenemende belangenverstrengeling op zee tussen natuurbeschermers, vissers, scheepvaart, grondstofwinning, het leger en offshore windenergie. Het klopt dat bij de bouw van windturbines op zee rekening moet worden gehouden met bestaande gebruiksvormen en bovendien milieuvriendelijk moet zijn. Maar het is ook juist dat we een verschuiving of tekort aan leefgebieden voor veel soorten alleen op lange termijn kunnen voorkomen als de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs worden gehaald.
Tegelijkertijd is de uitbreiding van offshore windenergie nog meer afhankelijk van de uitbreiding van het net dan bij andere hernieuwbare energiebronnen. In de huidige legislatuur is hier veel vooruitgang geboekt. Tegelijkertijd werd met de wijziging van de wet windenergie op zee de verdere uitbreiding van windenergie op zee gekoppeld aan de voortgang van de netuitbreiding. Om ervoor te zorgen dat deze maatregelen het behalen van de doelstellingen niet in de weg staan, moet de uitbreiding van het netwerk nog sneller gaan.

aanbevelingen:

  • Zorg voor een constant expansiepad: Door de wijziging van de Wet windenergie op zee zijn de uitbreidingsdoelen voor 2030 verhoogd naar 20 GW en is er voor 2040 een nieuwe doelstelling van 40 GW ingevoerd. Deze stap was niet meer dan logisch gezien de kostenbesparingen en de toenemende vraag naar groene stroom. Tegelijkertijd zorgt de huidige bouwstop (er komen geen nieuwe windparken op zee in 2020 en 2021) voor problemen voor de industrie. In de toekomst zal het nodig zijn om de realisatie van de doelen op lange termijn te borgen en te stabiliseren en de benodigde gebieden in de ruimtelijke ordening en in het gebiedsontwikkelingsplan te laten zien. Daartoe stellen we een bindende tussentijdse doelstelling voor van 30 GW wind op zee in 2035 en een vroege actualisering van het gebiedsontwikkelingsplan (FEP) om de gebieden te bepalen waar de doelstelling van 40 GW moet worden gehaald.
  • Maak landconflicten onschadelijk: Om gebruiksconflicten onschadelijk te maken, heeft de Europese Commissie de aanpak voor medegebruik ontwikkeld. De schaarse oceaanruimte moet daarom - indien mogelijk - door meerdere actoren tegelijk worden gebruikt. Dit idee zou ook in Duitsland verder ontwikkeld en toegepast moeten worden. Hiertoe bevelen we proefprojecten en een nationaal discussieproces over gedeeld gebruik van de mariene ruimte aan.
  • Vooruitgang in netwerkuitbreiding en gebruik: Niet in de laatste plaats door de nieuwe eisen voor netsynchronisatie leiden vertragingen in de uitbreiding van het net tot vertragingen in de uitbreiding van windenergie op zee. De kosten van inperking leiden ook tot onnodige kosten en inefficiënt gebruik van de waardevolle energiebron. Daarom raden we aan om de uitbreiding van het netwerk te versnellen en het gebruik van het bestaande netwerk te verbeteren door digitalisering en opwaardering.

Het huidige marktontwerp is ontworpen voor de financiering van conventionele opwekkingsinstallaties met brandstofkosten en leidt tot inefficiënties en onnodige lasten voor consumenten en de economie bij de financiering van hernieuwbare energiecentrales. De EEG-wijziging van 2021 verplicht de federale regering ook om uiterlijk in 2027 te onderzoeken hoe de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen kan plaatsvinden zonder overheidsfinanciering. Om dit mogelijk te maken is een discussie over de regels van de energiemarkten nodig.

Om het proces te borgen in termen van acceptatie en algemeen belang, stellen we vijf criteria voor het doelontwerp voor:

  1. Toekomstige levensvatbaarheid: De decarbonisatie van de elektriciteitssector zal ruim voor 2050 worden bereikt.
  2. Naleving van de energiebeleidsdriehoek: De criteria voor klimaatbeschermingsdoelen, leveringszekerheid en kostenefficiëntie moeten worden gehaald.
  3. Kostenefficiëntie door concurrentie: Het nieuwe marktontwerp versterkt de concurrentie. De spelers op de energiemarkt pakken en beheersen kansen en risico's voor zover dit mogelijk en economisch efficiënt is. In ruil daarvoor moeten onvoorziene en dus onproductieve kansen en risico's worden vermeden.
  4. Suggestie voor investeringen: Het nieuwe winkelontwerp legt de basis voor stabiele en betrouwbare investeringen en versterkt zo het vertrouwen van nationale en internationale investeerders.
  5. Overeenstemming met de interne energiemarkt van de EU: Last but not least moet de nieuwe marktinrichting verenigbaar zijn met Europa, niet alleen juridisch (dat spreekt voor zich), maar ook wat betreft toekomstige grensoverschrijdende projecten en de ontwikkeling van de interne energiemarkt.

Andere aanbevelingen:

  • Contracten voor verschil voor wind op zee: Bij contracts for difference stelt de bieder via een aanbestedingsprocedure (tender) bij zijn bod een prijs vast waartegen hij de elektriciteit van het windpark op zee zou verkopen als een bod zou worden geaccepteerd. Indien de marktprijs van de elektriciteit onder de toegekende prijs ligt, ontvangt de netbeheerder het verschil, analoog aan de huidige marktpremie. Als de marktprijs echter hoger is dan de toegekende prijs, moet de winst worden terugbetaald. De BWO blijft pleiten voor de introductie van contracts for difference als financieringsinstrument voor offshore windparken. Het voordeel van dit systeem is dat het de onproductieve risico's (bijvoorbeeld latere wijzigingen in het wettelijk kader op de elektriciteitsmarkt) vermindert. Risico-opslagen, die in het verleden als buffer moesten worden opgenomen, zijn niet meer nodig en consumenten zijn ontzorgd. Op deze manier kunnen de kosten voor elektriciteitsopwekking met ongeveer 30 procent worden verlaagd. Dit versterkt het internationale concurrentievermogen van de Duitse economie, stelt banen en toegevoegde waarde veilig.
  • Belemmeringen voor groene PPA's wegnemen: Voor installaties die het einde van de EEG-subsidie ​​hebben bereikt, buiten de basisvergoeding vallen of zelfs vanaf het begin zonder subsidies kunnen, bieden groene stroomafnamecontracten een economisch perspectief.

De wijziging van de WindSeeG heeft enkele suggesties gedaan over hoe de offshore-uitbreiding kan worden versneld. Volgens de BWO is er hier nog een Behoefte aan discussie over de vraag hoe de versnelling van de uitbreiding te rijmen valt met de bijbehorende uitdagingen voor de projectontwikkelaars. Een consistent implementatieconcept voor verdere versnelde offshore-uitbreiding kan alleen worden uitgewerkt in het kader van een specialistische dialoog. Deze specialistische dialoog moet onmiddellijk worden gestart door de BMWi en BSH. De in artikel 59 WindSeeG genoemde uitvoeringstermijnen zijn een centraal sturingsinstrument, maar moeten ook worden gezien in samenhang met het bepaalde in artikel 17d EnWG over de netontwikkelingsplannen en het gebiedsontwikkelingsplan alsmede de bepalingen in het gebiedsontwikkelingsplan.

Duitsland en de EU streven naar CO2-neuraliteit in hun economieën tegen 2050. Aangezien directe elektrificatie niet in alle toepassingen technisch of economisch haalbaar is, zijn synthetische energiebronnen op basis van hernieuwbare energie (Power-to-X) een onmisbaar element voor volledige decarbonisatie. Waterstof kan hiervoor op vele manieren worden ingezet en is de grondstof voor andere synthetische energiedragers en grondstoffen. Bij het bouwen van een waterstofeconomie in Duitsland moet vanaf het begin de focus liggen op groene waterstof, die wordt verkregen uit hernieuwbare energiebronnen.
De BWO verwelkomt nadrukkelijk het initiatief van een Nationale Waterstof Strategie (NWS) en de daarbij behorende aanpak om een ​​integrale energiemanagement- en industriebeleidsstrategie te ontwikkelen die rekening houdt met de gehele waardeketen (technologieën, componenten, opwekking, opslag, infrastructuur en logistiek). Verdere veranderingen zijn nodig zodat wind op zee een bijdrage kan leveren aan de productie van groene waterstof.

aanbevelingen:

  • Verankering van specifieke doelen: Op dit moment schrijft de NWS alleen voor dat in 2030 opwekkingsinstallaties met een totaal vermogen tot 5 GW inclusief de benodigde offshore en onshore energieopwekking moeten zijn gebouwd. Een specifieke en bindende doelstelling voor de opwekking van groene waterstof uit offshore wind zou zeer nuttig zijn voor toekomstige ontwikkeling.
  • Aanwijzing van andere andere energieopwekkingsgebieden: Voor de productie van waterstof op zee zijn zogenaamde andere energieopwekkingsgebieden ingevoerd, die tot nu toe 35,1 km2 groot zijn. Deze omvang is niet voldoende voor een significante productie van waterstof op zee. Deze aanwijzing van verdere en zo mogelijk grote aaneengesloten andere energieopwekkingsgebieden is daarom noodzakelijk.
  • Definieer het aanbestedings- en gunningsregime voor de waterstofgebieden: Voor de overige energieopwekkingsgebieden zijn tot nu toe geen toekenningsmechanismen gedefinieerd. Om ervoor te zorgen dat mogelijke projecten tijdig worden uitgevoerd, moet het toekenningsmechanisme zo snel mogelijk worden vastgesteld.
  • Zorgen voor een gelijk speelveld voor groene waterstof: Groene waterstof is momenteel relatief duur. Om gelijke kansen bij gelijktijdige decarbonisatie mogelijk te maken, is het noodzakelijk om groene waterstof op hetzelfde kostenniveau te brengen als fossiele waterstof. Een effectieve Co2-prijs zou helpen. De in het klimaatbeschermingsprogramma 2030 ingevoerde CO2-beprijzing in de transport- en warmtesector met gelijktijdige verlaging of herverdeling van de EEG-heffing is een stap in de goede richting om de onbalans te verminderen. Voor een transitiefase zijn marktgerichte instrumenten zoals een concurrerende aanbesteding voor groene waterstof een haalbare optie. Ook de introductie van een CfD-mechanisme voor waterstof zou kunnen helpen.
  • Transport efficiënt oplossen: De innovatieve waterstofproductie op zee in de buurt van elektriciteitsopwekking is veelbelovend. Integrale oplossingen voor het afvoeren van deze waterstof, idealiter via een pijpleiding, passen in de energietransitie en moeten door regelgeving mogelijk worden gemaakt.

De EU-offshorestrategie voorziet in een uitbreidingsdoelstelling van 2050 GW offshore windenergie voor de Europese Unie tegen 300. Om de uitbreidingsdoelstellingen op lange termijn veilig te stellen en Europese planning mogelijk te maken, zou Duitsland ook een uitbreidingsdoelstelling voor 2050 moeten stellen.
Daarnaast dient de internationale samenwerking verder ontwikkeld te worden, zoals onlangs werd gevraagd door de North Sea Energy Cooperation onder Duits voorzitterschap. Daarbij gaat het enerzijds om offshore windprojecten die in minimaal twee landen zijn aangesloten. Dit heeft als voordeel dat naast het afvoeren van de opgewekte elektriciteit in het windpark ook onderlinge uitwisseling van elektriciteit mogelijk zou zijn. Anderzijds dienen ook gezamenlijke projecten in aanmerking te worden genomen die staten met weinig ontwikkelingspotentieel of zonder kustwateren in staat stellen door middel van financiële bijdragen deel te nemen aan een Europabrede uitbreiding van offshore windenergie en de daarbij behorende doelstellingen.

Met de verdere uitbreiding van offshore windenergie nemen ook de complexiteit en uitdagingen voor de exploitatie van offshore windparken aanzienlijk toe. Duitse windparken staan ​​al tot 120 km uit de kust en worden ook aanzienlijk verder in de Noordzee gebouwd. De afstand en de toename van windparken stellen nieuwe en hogere eisen aan veiligheid en infrastructuur in de Duitse zeeën.
Terwijl federale en staatsautoriteiten de offshore-sector in toenemende mate reguleren, heeft een discussie over de zinvolle afbakening tussen staats- en particuliere diensten van algemeen belang nog onvoldoende plaatsgevonden. Dit is onder meer te verklaren door een onduidelijke federale staatsverantwoordelijkheid in de Duitse buitenlandse handelszone (EEZ).

De offshore windindustrie biedt al infrastructuur (bijvoorbeeld reddingshelikopters) die ook het algemeen belang ten goede komen, zonder omgekeerd te worden opgenomen in een maritieme staatsvoorziening van algemeen belang, omdat deze wordt gedeeld met andere gebruiksbelangen (bijvoorbeeld scheepvaart).
Tegen deze achtergrond stimuleren we een dialoog tussen de federale overheid, de deelstaten en de industrie. Het doel is om een ​​verstandige verdeling van verantwoordelijkheden en lasten tussen overheid en bedrijfsleven te vinden en tegelijkertijd de veiligheid op zee te verbeteren.

uitrusting: